DAP Bio Mentor DAP
                Bio Mentor
Weerstand DAP
                  BioMentor
Mondholte
Voeding Gewricht
Entingen Suikerziekte
Parasieten Overgewicht
Zelf eten maken
Nier
Diarree Hart
Verstopping Schijnzwanger
Braken Epilepsie
Huid Tumoren
Oog en Oor Lever




Voeding


Wolf en hond hebben hetzelfde erfelijk materiaal (DNA bijna gelijk). Honden wolven kunnen kruisen en hun nakomelingen zijn ook vruchtbaar.
(Vergelijk een paard en ezel maar eens in dit opzicht). Anatomisch en fysiologisch zijn ze ingesteld op het eten van prooidieren. 

Een wolf eet alles vers of redelijk vers. Soms worden er restanten van de prooi begraven om als voorraad voor mindere tijden. In ieder geval is het op die manier onbereikbaar voor vliegen, maar echt fris is het niet. Toch kan een wolvenmaag dit aan.

In de winter eten wolven vaak wat grotere prooien, die vaak met behulp van andere wolven gevangen wordt. Ze gaan dan als eerste voor de pens en darmen en organen. Onderhuids vet is ook favoriet. Later komen de spieren (vlees) aan bod, dat vaak als een soort toetje van het bot gekauwd wordt.

In de zomer leven ze vaak van kleinere prooien (muizen, prairiehondjes, vogels, vissen, insecten, kikkers e.d. ). De kleinere prooien worden met huid en haar opgegeten (jonge wilde zwijnen !). Gras, planten, vruchten en bessen worden ook gegeten. Kadavers en vleesresten worden gegeten in gebieden waar veel mensen wonen (Italië). Ook honden en vossen vallen wel eens ten prooi.

Via de darminhoud van het prooidier krijgen ze ook (voorgeweekt) plantaardig materiaal binnen. Er wordt graag op stokjes en zo gekauwd, die dan ook gebruikt worden om samen mee te spelen.

Maar niets wordt gekookt of gebarbecued. En er bestaan ook geen lage energie herten of puppy konijnen. Oudere wolven eten gewoon minder en groeiende dieren eten meer. Vaak mogen de pups en jonge dieren als eerste ‘aan tafel’.

Wolven kunnen zich heel goed aan voedselomstandigheden aanpassen. Ze zijn in staat om in één keer een grote hoeveelheden voedsel op te nemen (tot 9 kilo !), maar ook om dagenlang te vasten. De gemiddelde voedselopname varieert enorm, maar de volgende trend is diverse studies waarneembaar: een wilde wolf heeft 2 tot 4 maal zoveel nodig als een wolf in gevangenschap. Jonge groeiende dieren hebben 2 tot 3 maal zoveel nodig als volwassen dieren.

Vele deskundigen zijn van mening dat het verhitten (=denatureren) van eiwitten leidt tot de vorming van eiwitcomponenten die superallergene eigenschappen hebben.
Bovenstaande is richtsnoer voor een gezond hondenleven.

    Dieren die vers voer eten ten opzichte van droogvoer:
  • hebben geen mond – of vachtgeur,
  • zijn slanker en bespierder,
  • produceren minder ontlasting, die bovendien harder en donkerder is,
  • groeien minder snel, maar wel gelijkmatiger,
  • zijn later uitgegroeid en hebben geen groeipijnen
  • zijn minder ‘artrose gevoelig’
  • hebben geen of minder last van vlooien
  • hebben geen huidproblemen
  • zijn levendig en hebben zin in alles
Fokken en vers voer is een uitstekende combinatie om tot zeer goede resultaten te komen.

De ingrediënten voor het voer kunnen dus zeer gevarieerd zijn en afwisseling is noodzakelijk om bepaalde tekorten te voorkomen. Daar hoeven we trouwens niet zo bang voor te zijn als iedereen ons wil doen geloven. We gaan voor ons zelf toch ook niet continue afwegen en uitrekenen of we het wel goed doen. Dit is ook onzinnig omdat de opneembaarheid van diverse onderdelen niet bekend zijn. Bij het ‘bijsturen’ van vitaminen en mineralen worden vaak de fouten gemaakt dat deze de opneembaarheid en stofwisseling van andere stoffen beïnvloeden.

Eiwitten, vetten en koolhydraten
Als eiwit bron kan allerlei soorten vis of vlees dienen. Geen varkensvlees. Vleesresten op karkas of graat is ook goed. Rauwe vissenkoppen zijn ook o.k. of soeplappen die over de datum zijn b.v. Wat ik wil zeggen is: het hoeft geen haasbiefstuk te zijn. Af en toe lever, nieren, longen en ander orgaanvlees is ook perfect. Een rauw ei is ook goed. Lever is een goede bron voor vitamine A. Geef wel lever van dieren die jong zijn geslacht en/of biologisch gehouden worden.

Bonen en erwten moeten wel goed doorgekookt worden. Gefermenteerde soya als Tofu, Tempeh of Miso zijn ook prima.

Vis is als leverancier van omega’s bekend. De kwaliteit van visolie en levertraan olie kan verschillen. Kijk uit met oliën die niet in de koeling bewaard hoeven te worden. Dierlijk, rauw vet is niet ongezond, integendeel, het geeft o.a. ook de mogelijkheden om de vetoplosbare vitamines tot zijn recht te laten komen. Krill is ook een goede bron, vooral voor katten.

Kokosolie zou als plantaardig vet goed kunnen voldoen
Plantaardige suikers worden van nature (bijna) niet opgenomen. Dit geldt in zeer hoge mate voor de kat en de fret.
De hond lust wel graag fruit; suikers uit fruit zijn ook niet zo’n probleem. Suikers uit rijpe granen zijn geen hondenvoer. Als tussenoplossing kunnen de (weinig glycogene) granen als zilvervliesrijst, quinoa, millet en amaranth dienen.

Micro-organismen en enzymen
Rauwe pens bevat een keur aan ‘klein leven’, wat voor uw hond zo belangrijk is om een gezonde microflora in de darm te krijgen. Verder rauwe zuurkool, Biogarde Yoghurt, Creme Fraiche, zuurdesembrood etc. Dat uw hond af en toe een paardenvijg eet is niet zo erg. Verder zijn er goed bruikbare probiotica (Mifloran b.v.) op de markt. Rauwe alvleesklier zorgt voor een aanbod van enzymen als er problemen met de vertering bestaan.

Groenten en fruit
Er is eigenlijk maar weinig wat ze niet mogen hebben. Rauw ui zijn ze niet zo gek op. Aardappels niet geven. Wortel, appel en rettich b.v. raspen en direct over het voer strooien. Koolsoorten, broccoli e.d. goed voorweken. Sla, andijvie en spinazie zijn wat te rijk aan bepaalde stikstofverbindingen.
 
Kruiden
Alle kruiden die routinematig voor de mens gebruikt worden zijn geschikt. Maar ook ‘onkruiden’ zoals paardebloem, varkensgras, hondsdraf, brandnetel etc zijn welkom.

Supplementen
Belangrijk: nooit koken die botten. Dan pas worden ze gevaarlijk en splinterig. Als je de botten te eng vindt kan je ook supplementen in de vorm van calciumcitraat en fosfor citraat krijgen.
Missing Link is een goed supplement. Verder kan de biergist, spirulina, algen, wieren, gerstsap etc allemaal (afwisselend) toedienen.

Bereiding
Vlees, vis en eieren rauw geven. Gebruik ingevroren vlees, omdat dit invriezen een aantal mogelijk schadelijke parasieten (lintworm, toxoplasma, sarcocystes) afdoodt. Bonen, erwten en granen wel goed doorkoken. Groenten voorweken.
Voor Salmonella infecties zijn dieren niet zo gevoelig, maar mensen wel. Hygiëne goed betrachten zodat er geen kruisbesmetting mogelijk is (rauwe kip met de hand aanraken en vervolgens de salade voor jezelf met besmette handen gaan voorbereiden).

Vaak zien we bij de overgang op ‘vers’ een periode van diarree optreden die 1 tot wel 10 dagen kan aanhouden. Vaak hebben dieren die eerst op brokken gestaan hebben de meest last van de overgang.
Is wenperiode te extreem: de hoeveelheid vers terugbrengen en licht de kook erover laten gaan.

Probeer er een sport van te maken uw hond op ‘afval’ van de menselijke dis te voeren, met behoud van bovenstaande principe’s.
Als u weinig tijd of geen zin om zelf te bereiden, zijn er ook uitstekende diepvriesvoeders te verkrijgen: DARF, Carnibest, Duck, Energique, Bandit om maar enige te noemen. DARF en Bandit zijn volledig biologisch en Carnibest heeft ook een EKO variant.

Hoeveelheid
Voer uw dier naar conditie: ribben voelbaar, maar niet zichtbaar. Een mooi ingedeukte lendenpartij die van de zijkant gezien schuin richting bekken naar boven loopt. Een richtlijn is 20 gram per kg lichaamsgewicht. Voor jonge dieren twee tot driemaal zoveel; een en ander afhankelijk van conditie, beweging en stofwisselingsniveau. Ze moeten het eten binnen een half uur op hebben. Daarna wegpakken en de volgende dag minder geven.

Variatie is het kernwoord, waarbij vasten ook wordt gerekend.

Voor iemand die graag zelf maartijden wil klaar maken, hebben wij hier (PDF) een voorbeeld geschreven.



Commerciële voeders voor hond en kat

Met name honden zijn 'energie eters'. Hun hongergevoel verdwijnt als ze voldoende energie (koolhydraten, vetten) hebben binnengekregen. Een trend in de moderne hondenvoeding is het aanbieden van hoogenergetische voeders. Dit betekent dat de rest van de voedingsstoffen er in hogere kwaliteit aanwezig moet zijn, om tekorten te vermijden. Dit stelt zeer hoge eisen aan de andere ingrediënten en behandeling van het voer. Het gevaar schuilt hierin dat door smaak - en geurstoffen deze 'energierem' niet werkt waardoor de paradox ontstaat (net zoals bij de mens, die op junk food leeft) dat er overgewicht samen met gebrekverschijnselen ontstaan. Dit omdat de 'andere ingrediënten' door het verwerkingsproces minder, inferieur of onwerkzaam aanwezig zijn. Laten we op onderdelen eens bekijken wat er gebeurt met 'fijnstoffelijkheden' zoals vitaminen, sporenelementen, essentiële vetzuren en enzymen tijdens het maken van een commercieel voer. Voorts nemen we ook de synthetische toevoegingen onder de loep die het voer moeten vervolmaken, beter laten smaken, beter laten ruiken, beter houdbaar maken, kortom het voer moet laten lijken wat het niet is.

De verwerking
Door blootstelling aan hitte en druk ontstaat er complexvorming tussen de ingrediënten. Organische sporenelementen denatureren tot zouten en er vinden onbruikbare bindingen plaats tussen zetmeel en eiwit. De benutting van deze verbindingen is slecht. (het is de vraag of hondenvoeders vrij zijn van acrylamides. Dit zijn plasticachtige, kankerverwekkende stoffen die ontstaan in aardappelproducten die verhit worden. Men denkt aan complexvorming tussen suiker - en eiwitcomponenten, zoals het aminozuur arginine).

De hittebehandeling leidt ook tot beschadiging van vetten, die daardoor ziekmakend worden.

Honden en katten zijn geen graaneters. Ze eten al helemaal geen 'rijp' gedorst product, hooguit het gefermenteerde, groene en onrijpe plantje in het maagdarmkanaal van hun prooidieren. Laten we zeggen: het is evolutionair nieuw om een hond granen te voeren. Het graan dat vaak als grondstof wordt gebruikt is waardeloos en schadelijk. De onverteerbare graanresten binden zich aan organische sporenelementen en vitaminen, waardoor deze niet meer gebruikt kunnen worden.

Het geven van graanproducten leidt bij onze huisdieren tot wisselende en vaak hoge bloedsuikerspiegels, wat uiteindelijk via insuline resistentie leidt tot suikerziekte. Bovendien leidt de insuline resistentie tot pathologische veranderingen in de eicosanoid stofwisseling met allerlei degeneratieve ziekten als gevolg. De insuline resistentie wordt nog eens versterkt door de beschadigde vetten (zie transvetzuren), en door de toevoeging van Ethoxyquin.

Nb: het lijkt erop dat uitputting van de exocriene en endocriene pancreas (alvleesklier) een sleutelrol vervult in het ontstaan van moderne degeneratieve ziekten.

Vele deskundigen zijn van mening dat het verhitten (=denatureren) van eiwitten leidt tot de vorming van eiwitcomponenten die superallergene eigenschappen hebben.

Enzymen
Enzymen versnellen bepaalde processen in het lichaam of sturen ze een bepaalde richting uit. Bij het tot stand komen van levensprocessen zijn ze onontbeerlijk, dus zonder enzymen….geen leven. Enzymen zijn eiwitverbindingen die vaak samen moeten werken met organische sporenelementen en vitamines om te kunnen functioneren. Deze verbindingen noemt men co-enzymen. Lichaamseigen enzymen zijn bijvoorbeeld amylase (afbraak zetmeel), lipase (afbraak vet), en peptidase (afbraak) eiwit. Enzymen zijn temperatuur en zuurgraad gevoelig. De meeste leggen het loodje bij het temperatuurtraject 40 C tot 70 C.

Sommige enzymen werken goed in zuur milieu (pepsine), andere voelen zich beter in een basisch milieu.

De stof die een enzym moet omzetten noemt men substraat. Als deze stof in hoge concentraties aanwezig is, blokkeert de enzymwerking. Dit noemt men substraatremming van de enzymenactiviteit.

De enzymenproductie van het lichaam zelf is voldoende om in de basisbehoefte te voorzien, maar is onvoldoende om stoornissen van de gezondheid effectief te voorkomen. Bij dieren is hierover niet zoveel bekend, maar wolven eten planten en wortels. Andere plantaardige bestanddelen worden uit het spijsverteringsstel van prooidieren gehaald. De pens van herkauwers is een onvoorstelbaar voorraadvat van enzymen. De plantaardige enzymen in het voer 'helpen' de lichaamseigen enzymen met de vertering.

Enzymen zoals bromelaïne en papaïne zijn plantaardig. Bromelaïine wordt uit ananas gewonnen en papaïne uit het melksap van de Mexicaanse meloenboom. Beide hebben aangetoond gunstig eigenschappen voor de gezondheid.

Bij verhitting , extruderen (denk aan popcorn maken), etc. gaan alle enzymen verloren. Onze hond of kat mist dan dus deze waardevolle aanvullende plantaardige stoffen. Vergeet niet dat blikvoer ook een hittebehandeling heeft ondergaan om schadelijke ziektekiemen (Salmonella) af te doden. Het tekort van enzymactiviteit in het voedsel kan leiden tot een overbelasting van de alvleesklier, die overuren moet draaien. Hierdoor kan de alvleesklier uitgeput' raken.

Hierbij komt nog dat door het verhitten de beschikbaarheid van Zink te wensen over laat. Zink is een belangrijke cofactor bij de productie van insuline. Hierdoor heeft de endocriene alvleesklier nog meer moeite om de bloedsuikerwaarden in toom te houden.

Invriezen is niet schadelijk voor de enzymenactiviteit. Ze komen tot 'leven' bij het verhogen van de temperatuur (regel voor invriezen: snel, voor het ontdooien: langzaam).

Iets over enzymen en kanker: Weefsel van vruchtvliezen (trophoblast) heeft op celnivo alle kenmerken van tumoreus weefsel. Bij het verschijnen van de enzymen van de alvleesklier in de vrucht verdwijnt dit. De eiwitsplitsende enzymen zijn hier waarschijnlijk verantwoordelijk voor. Een theorie voor het ontstaan van kanker is dat fibrine in het lichaam te traag wordt afgebroken. Fibrine vormt een laagje rond de kankercel, waardoor deze niet op tijd door de afweer ontdekt wordt. Ook na operaties e.d. gaat fibrine rond witte bloedcellen zitten die dan minder goed functioneren. Fibrine wordt afgebroken door enzymen. Een gebrekkige enzymwerking gaat dus gepaard met een verhoogde kans op kanker.

Ik wil benadrukken dat de wetenschap enkele duizenden enzymen ontdekt heeft. Schattingen over het niet ontdekte deel lopen in de richting van de honderdduizenden.

Vetten en Vetzuren
Eerst wat biochemie.
Vetten (vast) en oliën (vloeibaar) bestaan uit een verzameling moleculen die tryglyceriden heten. Een triglyceride bestaat uit 1 glycerolmolecuul met daaraan vast 3 vetzuren.

De vetzuren variëren in:
  • lengte (kort, midden of lang)
  • mate van verzadiging (verzadigd wil zeggen geen dubbele bindingen, meervoudig onverzadigd wil zeggen op meerdere plekken in het molecuul een dubbele binding)
  • de onverzadigde bindingen kunnen voorkomen in:
  • de 'cis' vorm, met beide H atomen aan een kant, waardoor er een buiging in de keten ontstaat
  • de 'trans' vorm, met de H atomen tegenover elkaar, waardoor de keten recht wordt. Men spreekt dan van transvetzuren.
Met het ranzig worden van vetten bedoelen we de oxidatie (=afbraak) van glycerol en vetzuren. De afbraakproducten zijn zowel qua geur als smaak gemakkelijk te herkennen. Sterk onverzadigde vetzuren zijn door hun vele dubbele bindingen chemisch onstabiel en worden daardoor eerder ranzig (lijnzaad bijvoorbeeld). De oorspronkelijke oliën bevatten anti-oxydanten, die echter door het proces van extractie en raffinatie verdwijnen waardoor de zelfbescherming ophoudt. De mens probeert dan de houdbaarheid weer terug te krijgen door te gaan 'hydrogeneren'….zie daar.

Verzadigde en onverzadigde vetzuren
Natuurlijke vetten zijn altijd een mengsel van meervoudig onverzadigde en verzadigde vetzuren (rundveevet is voor 54 % onverzadigd, spek voor 60% en kippenvet voor 70%).
Om praktische redenen (houdbaarheid) gaat men plataardige oliën 'hydrogeneren', dat wil zeggen meer verzadigd maken. Bij hydrogeneren maakt men gebruik van druk, temperatuur en waterstof. Echter in dit proces ontstaan altijd transvetzuren, terwijl de omega's verdwijnen.

Deze kunstmatig houdbaar gemaakte vetzuren zijn qua bewerkingsmogelijkheid hetzelfde als de natuurlijk verzadigde vetzuren, maar ze gedragen zich in het lichaam totaal anders. Natuurlijke transvetzuren worden bijvoorbeeld in de pens van de koe gemaakt. De plaats van de 'trans' binding is anders dan de transvetzuren die ontstaan door hydrogenatie van plantaardige vetten. Het natuurlijk transvetzuur is juist een voorstadium van geconjugeerd linolzuur (GLA), wat weer belangrijk is voor de vorming van nuttige prostaglandines.

Effect van transvetzuren ontstaan door 'hydrogenatie':
  • verlaging HDL (=gunstig cholesterol)
  • verhoging LDL (schadelijk cholesterol)
  • verstoring insuline binding aan rode bloedcel, waardoor meer kans op suikerziekte door zogenaamde insulineresistentie.
  • sterk verminderde werking beschermende enzymen.
  • verlaging testosteron, abnormaal sperma.
Bijna alle vetten gebruikt in honden en katten voeders zijn partieel gehydrogeneerd!!! Bij het ontstaan van transvetzuren gaan essentiële vetzuren verloren

Essentiele vetzuren (EFA)
Essentieel noemt men ze omdat het zoogdier ze zelf niet kan maken. Daarom moeten ze via de voeding aangeboden worden.

Omega 3: alpha linolzuur, eicosapentaenoic zuur (EPA), docosahexaenoic zuur (DHA).
Omega 6: linolzuur, gammalinoleenzuur (GLA),

Wild bevat zeven maal zoveel omega's dan dieren uit de bio-industrie. Wilde zalm heeft 30 % meer omega's dan "farmed salmon". De overgang in de veehouderij van gras naar graan (lees krachtvoer) heeft geleid tot een dramatische daling van de essentiële vetzuren in het ei, de melk of het vlees. Dus het uitgangsmateriaal voor het maken van hondenvoer is al deficiënt in EFA.

De gedeeltelijk gehydrogeneerde plantaardige olie die in het voer gebruikt wordt, samen met deficiënte grondstoffen van dierlijke oorsprong worden gezellig samen nog eens verhit en onder druk gezet, wat leidt tot nog meer schadelijke 'trans' vorming en daling in EFA.

Omega 3 vetzuren
Kanker, artritis en weerstandsproblemen zijn de gezondheidsproblemen die het meest geassocieerd worden met een tekort aan omega 3 vetzuren. De beste bronnen van omega 3 vetzuren zijn: (koud water) vis, visolie en lijnzaad.

Lijnzaadolie bevat 54% omega 3 vetzuren (voornamelijk alfa linolzuur) die omgezet worden in eicosapentaonic zuur (EPA) en decosahexanoic zuur (DHA). Deze vetzuren zijn voorstadia van anti-inflammatoire prostaglandines.

De gedeeltelijk gehydrogeneerde plantaardige olie die in het voer gebruikt wordt, samen met deficiënte grondstoffen van dierlijke oorsprong worden gezellig samen nog eens verhit en onder druk gezet, wat leidt tot nog meer schadelijke 'trans' vorming en daling in EFA.
(voor katten gaat dit niet op, deze kunnen als bron voor EPA en DHA beter visolie of verse vis gebruikten).

Bovengenoemde prostaglandines regelen bloeddruk, openen of vernauwen bronchiale luchtpassage, regelen hormoonproductie en zenuwvezelactiviteit.

  1. Visolie is rijk aan EPA en DHA.
  2. Effecten van visolie:
  • onderdrukking T-supressor cellen (dus immuunstimulering)
  • gaat effecten van een teveel aan omega 6 (i.c. linolzuur) tegen. Teveel omega 6 kan leiden tot artritis. Met de omega 3 uit visolie kan dit weer in balans gebracht worden.
  • Vermindering van de ontstekingsproducten die ontstaan bij IBD (inflammatory bowel disease) en huidziekten.
  • Verbetering van de nierfunctie.
Bovendien bevat (ongeraffineerde) lijnzaadolie lignan - een plantaardig bestanddeel, dat belangrijk wordt geacht in de preventie van kanker. Het lijnzaad zelf bevat in ieder geval wel lignan.

Een ander belangrijk essentieel vetzuur is geconjugeerd linolzuur (CLA). De belangrijkste bron van CLA in de natuur is het vlees (melk?) van grazende herkauwers. Deze hebben 3 tot 5 maal zoveel CLA in hun vet dan runderen die op graan gemest zijn. Oppervlakkig lijkt CLA op linolzuur, maar ze hebben tegengestelde effecten. Terwijl een teveel aan linolzuur kan leiden tot een stimulatie van tumorgroei, blokkeert CLA dit proces juist.

Omega 6 vetzuren
Linolzuur wordt gevonden in de zonnebloempit, terwijl gammalinoleenzuur (GLA) veel voorkomt in teunisbloemolie en bernage olie.

GLA is onmisbaar voor de aanmaak van belangrijke prostaglandines (PGE1). Deze prostaglandines zijn betrokken bij het cholesterolgehalte, hartfunctie en vaatwandwerking. Linolzuur wordt omgezet in GLA.

Echter, overdrijf niet met de omega 6, want een overmaat kan leiden tot een teveel van bepaalde inflammatoire eicosanoiden, die weer aanleiding kunnen geven tot gewrichtsproblemen en (mogelijk?) kanker. Hoe kan iets tegelijkertijd goed zijn, maar in overmaat problemen geven?

Het antwoord is het enzym delta-6-desaturase (D6D). Zonder dit enzym kunnen de omega 6 vetzuren niet in GLA omgezet worden. Honden hebben het enzym wel, de activiteit is vaak te laag. De activiteit van het enzym is afhankelijk van vit C, vit B, zink en magnesium. Ook schildklierproblemen, diabetes, virale infecties etc. onderdrukken de enzymactiviteit.

3:6 kan men het beste geven in de verhouding 2:1 geven (Trias Omega, Perfect Balance)
Het is belangrijk de twee in combinatie te geven. Dan werken ze samen, synergistisch en in balans.


Toevoegingen

Vitamines: natuurlijke versus synthetische
Aan veel commerciële diervoeders worden na het proces van verhitten, expanderen, extruderen etc. synthetische vitamines toegevoegd, simpelweg omdat tijdens het maken alle natuurlijke vitamines in het voer onwerkzaam zijn geworden. Ook zijn er ontelbare supplementen op de markt die het eten van ons of ons huisdier zouden moeten 'aanvullen'. Het probleem is dat een synthetisch vitamine altijd maar een deel vertegenwoordigt van het natuurlijke vitamine. Bij natuurlijke vitamines spelen ook een hele reeks co-factoren en organische mineralen een essentiële rol in bij de stofwisseling. Deze ontbreken bij synthetische vitamines. Dus synthetische vitamines zijn eigenlijk helemaal geen vitamines. Je kan toch moeilijk zeggen dat een wiel een auto is!!!

Synthetische vitamines hebben wel een effect op een bepaald onderdeel van de stofwisseling. Echter dit heeft meer met farmacologie te maken dan met voedingsleer. En zoals met alle medicijnen het geval is, kan overdosering schadelijk zijn. Ook bij tekorten aan een bepaald vitamine, lossen synthetische vitamines de kwaal vaak niet op, erger nog, ze kunnen deze tekortverschijnselen juist nog versterken.

Een voorbeeld is ascorbinezuur. Dit is niet hetzelfde als vitamine C !. Het is slechts een onderdeel van het biologische Vitamine C complex. Ascorbinezuur wordt gesynthetiseerd uit maïssuikers. Soms is er sprake van natuurlijk ascorbinezuur dat uit vruchten wordt onttrokken.

Vele studies wijzen op de gevaren van het gebruiken van megadoses ascorbinezuur: bindweefselziekten, scheurbuik (ja, juist, dit zou moeten overgaan met 'vit C´), nierstenen en suikerziekte. Indien men toch vit C wil supplementeren is calciumascorbaat de beste vorm

Bovenstaande geldt niet alleen voor vitamine C. Ook andere synthetische vitamines zijn berucht. Synthetisch vitamine D kan aanleiding geven tot nierstenen bij zwangere vrouwen en synthetisch vitamine B kan steriele nakomelingen veroorzaken bij varkens.

Synthetisch vitamine A kan afwijkingen aan de vrucht veroorzaken. Een studie waarbij 22.748 zwangere vrouwen bij betrokken waren liet duidelijk zien dat een inname van 10.000 IU per dag leidde tot een verhoging van het risico op geboorte defecten met 400%. Bij al de bovengenoemde studies zijn er geen problemen gevonden met natuurlijke vitaminebronnen, zelfs niet met lever, die volgens de geleerden toch problemen zou moeten geven.( Voor de zekerheid echter niet dag in/ dag uit lever aan katten geven. Dit zou pijnlijke botafwijkingen kunnen veroorzaken).

Megadoses van synthetisch vitamine E en Vit B kan leiden tot een daling van de witte bloedlichaampjes.

De beste vorm van Vit E is een mengsel van alpha-beta en gamma tocopherolen, in de acetaat of succinaat vorm. Deze worden het beste door het lichaam opgenomen, waarna de succinaat en acetaat van het tocopherolmolecuul afgehaald worden.

Een goed boek is:
"The real truth about vitamins and anti-oxydants" door Judith de Cava. Health Science Series #5

Geur - , smaak - en kleurstoffen
Dieren zijn net als mensen, ze eten niet wat het beste voor hun is, maar wat het beste smaakt. Kinderen hebben toch ook niet ijs - of snoepdeficiëntie. Dus de mening dat dieren altijd zelf het beste weten wat goed voor hun is, gaat niet op.

Het mechanisme van zelfbescherming werkt niet meer. Door het gebrek aan vitale stoffen en door de overmaat aan schadelijk stoffen ontstaat de situatie dat het functioneren van de belangrijkste organen overeind gehouden moet worden ten koste van orgaanfuncties die niet met primair overleven in verband staan. Dit is te beschouwen als een toestand van 'halfgezondheid'', waarbij op den duur weerstandsverlaging, orgaandegeneratie en kanker hun tol zullen eisen.

Bindmiddelen
Vaak worden bindmiddelen toegevoegd om te voorkomen dat het brokje uiteenvalt. Stoffen in de bindmiddelen gaan verbindingen aan met vitamines en organische sporenelementen, die daardoor niet door de darmwand opgenomen kunnen worden.

Chemische anti oxydantia
Gebruikt worden Ethoxyquine, BHA, BHT en propylgallaat. Ze worden toegevoegd om het ranzig worden (=oxyderen) van vetten tegen te gaan. Onverzadigde vetzuren worden ranzig als hun dubbele binding een reactie aangaat met zuurstof (= oxidatie).

Ethoxyquine wordt geproduceerd door Monsanto. Andere toepassingen zijn: stabilisatorstof voor rubber, pesticide en fungicide! Containers met Ethoxyquine worden gelabeld als 'poison' Monsanto heeft zelf het advies gegeven om de 150 ppm richtlijn te halveren tot 75 ppm, omdat bij 150 ppm bij honden verhoogde leverenzymen gevonden werden.

Publicaties over de werking en schadelijkheid van ethoxyquin geven aan dat problemen als nierdegeneratie, nierverkalking, maagtumoren, slokdarmtumoren veroorzaakt kunnen worden. Gek genoeg blijkt Ethoxyquin een beschermend effect te hebben ten aanzien van leverkanker die door aflatoxines worden veroorzaakt. Verder verlaagt Ethoxyquin het Vitamine E gehalte in het bloed en wordt het actieve transport van glucose geremd.

Het vermoeden bestaat dat synthetische anti-oxydantia zelf radicaal worden. Dit is gebleken bij een onderzoek naar de effecten van deze stoffen op de hartspier bij de mens. Van BHA en BHT is bekend dat ze stofwisselingsproducten vormen die toxisch zijn.

Blikvoer bevat geen toegevoegd Ethoxyquin. Wel kan het zijn dat grondstoffen besmet zijn met ethoxyquin (visafval uit derde wereldlanden wordt in grote containers met Ethoxyquin vervoerd).Effecten van chronische blootstelling aan deze stoffen zijn nooit onderzocht. Een interessante opmerking: misschien is de reden om anti-oxydantia te gebruiken erger dan de anti-oxydantia zelf !

Wat  is opgevallen na de overgang op verse voeding?

Gedrag
Hierover wordt vaak gerapporteerd. De hond is veranderd. Hij is veel levendiger en actiever geworden, soms zelf weer als een puppy.

Hondengeur
Hondengeur behoort tot het verleden.
Honden horen niet te stinken. Als we ergens in een huis met honden komen, weten we precies hoe er gevoerd wordt. Hondengeur is een gevolg van toxische belasting, die er via de huid uitkomt. Een hond hoort licht parfumachtig en fris te ruiken

Vacht
De vacht wordt dieper van kleur, is soepeler en groeit sneller. Roestig verkleurde groenendalers krijgen een koolzwarte, glimmende vacht en bruin verkleurde Canadese herders veranderen in een schitterende sneeuwvlakte.

Ogen
Slijmproppen in de ooghoeken verdwijnen. Dus de dagelijkse routine van ogen schoonmaken met gekookt water hoeft niet meer. Neuzen
Deze worden zwart, nat en glanzend. Uitgedroogde, verkleurde, korstige en pijnlijke neuzen verdwijnen.

Gebit en tandvlees
Tandsteen verdwijnt, het tandvlees wordt vochtig, licht glanzend en fris van kleur. De adem krijgt een zoetfrisse geur. Vlees van botten afscheuren daarna op het bot knagen zorgt voor speekselproductie en mechanische reiniging. Zij poetsen en flossen terwijl ze eten.

Oren
Steeds terugkerende oorinfecties zijn verleden tijd

Ontlasting
Minder, stevig en hard. Vers voer wordt voor 90% opgenomen in het lichaam. Droogvoer echter wordt veel slechter (hooguit 50%) opgenomen….en wat er van overblijft, daar wordt je niet blij van! Grote hopen gekleurde brij, waar men op uitglijdt en wat in de naden van de schoenzool vastzit als stopverf. Gemeentelijke belastingen en ergernis zijn het gevolg van het geven van bewerkte graanproducten aan dieren, die hier niet mee weten om te gaan.  Daardoor raken parken, perken en trottoirs overspoelt door lijvige, dampende, kleurrijke en stinkende hondendrollen. Dit hoeft niet. Geef de hond verse voeding (en een bevleesd bot om op te knagen) en hij produceert een hard keuteltje dat je bij wijze van spreken kan oppakken of in de goot kan schoppen. Weg probleem. Als alle honden in Nederland vers voer zouden eten, dan scheelt dat een slordige 50 miljoen kilo hondenpoep per jaar (7).

Wordt het niet tijd voor een ‘poepheffing’ op droogvoer?

Anaalklieren
Het pijnlijk uitknijpen van de anaalklieren hoeft niet meer. Bij het poepen van harde ontlasting worden de anaalklieren vanzelf leeggedrukt.

Fokken
Fokker melden op verse voeding een zeer goede melkproductie, de teef houdt goed conditie en de nesten zijn uniform.  Ook melden zij minder keizersneden.

Gevoeligheid voor ziekten en darmproblemen
Op vers voer worden ze minder vlug ziek. En als ze ziek worden is het minder ernstig. Een halfrotte vis opeten,  leidt niet meteen tot diarree. Het krachtige maagsap doodt alle ziekmakende bacteriën voordat de darm bereikt wordt. Levensgevaarlijke maagdraaiingen lijken op verse voeding niet of veel minder voor te komen, vanwege hogere passage snelheid en de afwezigheid van gasproductie. De gasvorming bij maagdraaiingen lijken een beetje op de gasvorming die optreedt in de pens of dikke darm van planteneters.

(www.mountaindogfood.com)

We zien hier dat na het voeren van vers vlees de maag pH bij 3 blijft hangen; bij droogvoer echter, stijgt deze door tot bijna 6. Bovendien hebben honden en katten, als ze goed gevoerd worden een hele sterke productie van gal en pancreas enzymen die ook ziekteverwekkers de nek omdraaien.

Groei
Jonge dieren groeien langzamer op vers voer en zijn later uitgegroeid. Dit moet ook. We hoeven van onze pups geen mestvarkens te maken !! Minder ellende met groeistoornissen zoals groeipijnen, elleboog – en heupproblemen. Een slanke hond, met goede spierontwikkeling is het eindresultaat.

Overgewicht
Overbodige kilo’s gaan  eraf. Verse voeding bevat 65 % vocht, brokken 10%. Van water wordt je niet dik, bovendien zitten er in verse voeding meer ingrediënten voor een gezond (hoog) stofwisselingsniveau. Ook schitteren dikmakende bewerkte suikers door afwezigheid.

Drinken
Veel minder drinken.
Het voortdurend lebberen uit de bak is verdwenen, omdat met de voeding veel vocht wordt opgenomen. Scheelt weer keuken dweilen.

Dierenarts bezoek
Honden op verse voeding in onze praktijk zien we zelden terug.



Back to HP Dierenartsenpraktijk Bio Mentor
Broekhem 65 6301HE Valkenburg
tel+31-43-6011418  info@biomentor.org